Home
Rolf
Gedichten
Geschiedenis
Kunst
huisje te huur
Links


Eiland

Tussen hemel en zee
zon en blank
zachtruizend
wuiven duinen
blonde rij
In de verte regen
bleu bewegen
verten vergelen
Wat rest is
zweven op aarde
alleen hemel en zee

 

 

 

 

 

 


1

Leeg

De rijbaan donker nat
lege straten lang
De weg naar huis lijkt ver
de late avond zacht
In de verte zingen vogels
kreunt een vrije kat
Een auto scheurt de bocht
wat lokt wat is gezocht
Het is de pluim, daar
kringelt zoete lucht
wachten zachte heuvels zat

 

 

 

 

 

 


2

Ondergang

Blauwe banen
gele zwanen
doelloos zweven
winterzon
bloed gedronken
laag gezonken
wollig warm
rozenkalm
Klappend wieken
zacht zoëven
vrij bewegen

 

 

 

 

 

 


3

Normaal

doodnormaal waait het windje
langs ons kleine huisje
in de lange straat vol leuke tuintjes
boven het maaiveld alleen kabouters

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


4

Thuya

de levensboom gaf me
een gevoel van weerzin
wanneer ik als kind in de tuin kwam
waar hij muffig en zuur stond
achter het vermolmde fietsenhok


een plek om niet te zijn
verwaarloosd wachtend op zijn lot
geliefde plek om te plassen
onder de onregelmatige takken
een struisvogel voor de stouten der aarde


tot ik die wintermorgen de ransuil zag
mij aanstarend vanuit zijn thuya
geannexeerd pars pro toto
een vogel maakt het boombeeld
strak en uitdrukkingsloos een droom


nadien voel ik een aantrekkingskracht
de geur die nog lang aan mijn handen hangt
wat me lief is wat een deel van mij is
in het stille sombere een droomboom

5

Stilte

het roesrode zweven in mijn hoofd
wordt gestoord door de telefoonbel
veraf wordt dichtbij
het rinkelen vergaat in een nachtmerrie
van dagelijkse uitputtingen
over brood en kaas
totdat de stilte mij weer wegdroomt

 

 

 

 

 

 

 

 



6

De dood van een gids

de zon was vaal de regen kwam nog niet
de ochtend mist was weggenomen hoor
er was een zwoele zuidenwind
een lucht vol vliegen zwermen
boven de massa trouwhartig
die de gids volgt naar de bestemming die
doelloos wacht mikpunt van veler ogen
een duintop ver boven het glinsterend wad
nooit meer zou hij weer bereiken
waar zijn hart hem trok
een val in het aardse slijk
om nooit meer op te staan
de ogen weggedraaid stijf
liggend in een zachte bries
stilte onder de krijsende meeuwen









7